Puinresten na het bombardement van 14 mei 1940. Beschadigde huizen aan de Almondestraat, de Schoterbosstraat (ook Schooterboschstraat) en de Boekhorststraat (bron: Stadsarchief Rotterdam)
Samen met het Stadsarchief Rotterdam verricht de Stichting Voorouder onderzoek naar de slachtoffers van het grote bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940. Soms betreft dat onderzoek alleen het verwerken van data, soms kunnen die data worden verrijkt met persoonlijke verhalen en soms komt het neer op het oplossen van een lastige puzzel.
Een voorbeeld van dat laatste heeft betrekking op Jacoba Ouwendijk. Van haar was bekend dat zij op 15 mei 1940, op 16-jarige leeftijd, is overleden en dat zij vermeld is op de website van de Oorlogsgravenstichting. Dit zijn indicaties dat Jacoba omgekomen zou kunnen zijn bij het bombardement van 14 mei 1940, maar niet meer dan dat. Relevante documenten ontbreken, zoals een verklaring van een lijkschouwer, een rouwkaart en/of een rouwadvertentie. Jacoba komt dan ook voor op de lijst van personen van wie het Stadsarchief Rotterdam en de Stichting Voorouder graag meer informatie zou willen ontvangen.
Op de oproep van het Stadsarchief Rotterdam om meer informatie werd een uitgebreide reactie ontvangen van iemand die denkt dat Jacoba Ouwendijk zijn tante zou kunnen zijn, als zus van zijn moeder met de roepnaam Map. De reactie bevatte én diverse onzekerheden, onder andere omdat “oma Ouwendijk” al overleden was voordat de melder werd geboren, én concrete informatie over het gezin Ouwendijk met één zoon en zes dochters waarvan zijn moeder Map de jongste was.
Toen de oorlog uitbrak was zij acht jaar en zat zij op de lagere school. Mogelijk werd zij op 14 mei 1940 door haar oudere zus Jacoba van school gehaald, want toen aan het begin van de middag het luchtalarm afging liepen de zussen op straat en zijn zij bij een groenteboer naar binnen gevlucht om daar in de kelder te schuilen. De kelder werd echter vol getroffen door een bom, waarbij de zussen zwaargewond raakten. Jacoba zou een dag later overlijden. Map, aan haar hoofd getroffen door een bomscherf, overleefde het bombardement, maar moest wel acht maanden verpleegd worden in het ziekenhuis; de hersenbeschadiging uitte zich later in epilepsie.
Maar … het is de melder onbekend in welke straat dit zich heeft afgespeeld, om welke groenteboer het ging en op welke school zijn moeder zat. Ook weet hij niet in welk ziekenhuis zijn moeder werd verpleegd, misschien het Sint Franciscus Gasthuis. De melder kan zich voorstellen dat zijn moeder Map uit school werd gehaald door haar zus Jacoba, maar hij heeft geen idee welke route zij gelopen moeten hebben. In de reactie klinkt de hoop door dat met de verstrekte informatie meer duidelijkheid kan worden verkregen over Jacoba Ouwendijk en daarmee ook over de moeder van de melder.
Aan de hand van de namen die de melder wist te verstrekken, kon al vrij snel worden vastgesteld dat Jacoba en Map dochters waren van het echtpaar Jan Ouwendijk en Jacoba van der Sluijs en dat deze Jacoba degene was over wie meer informatie is gevraagd.
Uit de gezinskaart blijkt dat dit gezin Ouwendijk hervormd was, zich in 1928 vestigde op het in de Agniesebuurt gelegen adres Schooterboschstraat nr. 77b en in 1939 verhuisde naar nr. 81b, twee huizen verderop. Aan de hand van de kadastrale kaart 1938 kon vervolgens worden vastgesteld dat deze panden zich bevonden in het deel van de Schooterboschstraat gelegen tussen de Teilingerstraat en de Zomerhofstraat. Het andere deel van de straat was gelegen tussen de Zomerhofstraat en de Hofdijk.
Achterkant gezinskaart Jan Ouwendijk en Jacoba van der Sluijs
Bij het bombardement werd de Agniesebuurt zwaar getroffen, waarbij meer dan 60 mensen omkwamen. Van de op het politiearchief gebaseerde publicaties is bekend dat bij het bombardement in de Schooterboschstraat twee panden werden getroffen, nl. de nummers 29 en 79. Voor het onderzoek naar het gezin Ouwendijk is het pand nr. 79 van belang. Met enig zoekwerk in oude kranten en met gebruikmaking van het “Adressenboek 1939” kon worden achterhaald dat de Schooterboschstraat 79 door verschillende personen werd bewoond, waaronder door Christinus Klop, zijn echtgenote en 4 kinderen. De heer Klop was een winkelier in aardappelen, groenten enz., aldus zijn gegevens. Zijn 19-jarige dochter Pieternella kwam bij het bombardement om het leven.
Uit de eerder genoemde kadastrale kaart blijkt dat iets schuin tegenover het adres waar het gezin Ouwendijk woonde, zich pandnummer 78 bevond. En hoewel dit niet uit de kaart blijkt, maar wel uit het archief van Stichting Voorouder, was in dit pand de Christelijke Regentesseschool gevestigd, zowel de kleuterschool als de lagere school. Op 14 mei 1940 is deze school volledig afgebrand. Het lijkt voor de hand te liggen dat Map Ouwendijk op deze school zat en alleen maar de straat hoefde over te steken om naar en van school te gaan c.q. te komen.
Uit de ouderlijke gezinskaart valt af te leiden dat Jacoba op 15 mei 1940 is overleden in het Eudokia ziekenhuis aan de Bergweg. Dit ziekenhuis werd, aanvankelijk onder de Nederlandse naam Welbehagen, opgericht door de diakenen van de Gereformeerde Kerk van Rotterdam. Het lijkt aannemelijk dat beide zussen naar hetzelfde ziekenhuis zijn vervoerd en dat Map zodoende acht maanden heeft doorgebracht in Eudokia. Deze keuze voor Eudokia kan op confessionele gronden gebaseerd zijn, maar wellicht speelden pragmatische overwegingen minstens zo’n belangrijke rol: welk ziekenhuis is dichtbij, heeft plek en is zelf veilig.
Bij het onderzoek is niet gebleken of in de ochtend van 14 mei 1940 gewoon les werd gegeven op de scholen, maar afgaande op het standaardwerk over Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog van J.L. van der Pauw, lijkt het wel aannemelijk. Met betrekking tot de voormiddag van 14 mei 1940 vermeldt Van der Pauw dat “zware gevechten, laat staan een groot bombardement, op dat moment eigenlijk door niemand meer verwacht werden”. En verder vermeldt hij dat omstreeks 13:15 uur door de Uitkijkdienst werd gemeld dat een groot aantal vliegtuigen de stad naderde en dat kort daarop de sirenes aanhoudend loeiden.
Bij de reconstructie met betrekking tot Jacoba en Map Ouwendijk kunnen niet alle onzekerheden worden weggenomen. Met inachtneming hiervan zou een en ander als volgt verlopen kunnen zijn.
Map Ouwendijk is ’s ochtends naar school gegaan, meer dan het oversteken van de Schooterboschstraat was daarvoor niet nodig. Om 13:15 uur ging het luchtalarm af en het geloei bleef aanhouden. De kinderen werden met spoed naar huis gestuurd. Jacoba werd erop uit gestuurd om haar kleine zusje buiten op te wachten. Mogelijk werden ze door groenteboer Klop, of een van zijn kinderen, gewenkt om in de kelder van de winkel te schuilen. Misschien omdat de kelder veilig werd geacht of omdat de vliegtuigen al dichtbij waren. Hoe dan ook, het pand, en dus ook de winkel en kelder, kreeg een voltreffer, die uiteindelijk het leven kostte aan de 19-jarige Pieternella Klop en de 16-jarige Jacoba Ouwendijk.
Pieternella was op slag dood (volgens de lijkschouwer: “om 13:30 uur door een schedeltrauma door instorting ten gevolge van luchtaanval”), Jacoba niet. Zij was zwaargewond, evenals haar kleine zusje Map. Beide zussen werden naar het Eudokia ziekenhuis gebracht, waar Jacoba een dag later aan haar verwondingen overleed en de kleine Map acht maanden moest blijven voor haar herstel.
Schooterboschstraat op de plattegrond van Rotterdam van 1936
Omdat de voltreffer op de Schooterboschstraat 79 niet tot nog meer dodelijke slachtoffers heeft geleid, lijkt het erop dat geen sprake was van een echte schuilkelder en dat in die gewone kelder niet veel personen aanwezig waren. Immers, in schuilkelders die geraakt werden (zoals aan het Van Alkemadeplein en De Savornin Lohmanlaan) waren aanmerkelijk meer dodelijke slachtoffers te betreuren.
Onbedoeld werden we nog op een dwaalspoor gezet. Vanuit de familie werd aangegeven dat het gezin Ouwendijk in de Bergpolderstraat 16b woonde. “Indien in bepaalde archieven is terug te vinden is op welke lagere school Map Ouwendijk heeft gezeten, en een straatadres bekend zou zijn, is misschien de route die zij gelopen hebben, te reconstrueren van school naar huis (dat zij dus uiteindelijk nooit bereikt hebben)”, aldus de familie. Als het adres Bergpolderstraat 16b klopte, kon de op de Schooterboschstraat gebaseerde reconstructiepoging direct de prullenbak in.
Een nadere beoordeling van de adresgegevens door het Stadsarchief Rotterdam leerde dat het gezin Ouwendijk zich eerst op 3 augustus 1940 op het adres Bergpolderstraat 16b vestigde en dat het ten tijde van het bombardement wel degelijk op het adres Schooterboschstraat 81b woonde. In de tussenliggende periode heeft het gezin mogelijk op een tijdelijk opvangadres verbleven.