De vermiste kinderen Schuil
Hoe Josua, Cornelis en Pieternella Schuil pas een maand na het bombardement op Rotterdam werden teruggevonden.
Hoe Josua, Cornelis en Pieternella Schuil pas een maand na het bombardement op Rotterdam werden teruggevonden.
In zeker vier kranten van zaterdag 15 juni 1940 deed de Rotterdamse kinderpolitie een oproep: gezocht werd naar drie vermiste kinderen, Josua Schuil (3½ jaar), Cornelis Schuil (1½ jaar) en de vijf maanden oude Pieternella Schuil. Zij waren voorafgaand aan het bombardement ondergebracht in een pand aan de Gedempte Slaak, vermoedelijk vanwege mazelen. Volgens de politie zouden zij “door militairen zijn weggehaald”. Daarna ontbrak ieder spoor.
Het krantenbericht vermeldde opvallend gedetailleerde beschrijvingen van de kleding van de drie kinderen, in de hoop dat iemand hen had gezien. Josua droeg een blauw wollen gebreid pakje, Cornelis een pyjama met een wit broekje en een donkerblauw jasje, en de baby Pieternella een katoenen en gebreid overgooiertje, gecombineerd met een wit wollen vestje en belletjes in haar oortjes. Alle drie droegen gebreid ondergoed.
Pas op 19 juni 1940, ruim een maand na het bombardement van 14 mei, werden de kinderen teruggevonden. Hun lichamen werden aangetroffen in de omgeving van de Slaak. In de overlijdensakten staat genoteerd dat zij op 19 juni “overleden bevonden” zijn, hetgeen wil zeggen dat zij op die datum zijn gevonden, maar dat het precieze moment van overlijden onbekend is.
Op 24 juni werden de drie kinderen gezamenlijk in één kist begraven in een burgergraf op de Algemene Begraafplaats Crooswijk. Volgens de administratie was hun laatste bekende adres: Witte Hertstraat 101 in Kralingen.